De “watt” (symbool: W) is de eenheid van vermogen in het Internationaal Stelsel van Eenheden (SI). Het beschrijft de snelheid waarmee energie wordt overgedragen of omgezet. Als je zegt dat een apparaat 100 watt verbruikt, betekent dit dat het apparaat 100 joules energie per seconde verbruikt.
De watt is vernoemd naar James Watt, een Schotse uitvinder en werktuigbouwkundige die een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de ontwikkeling van de stoommachine, wat een cruciale rol speelde in de industriële revolutie.
Enkele voorbeelden en contexten waarin de term “watt” wordt gebruikt:
- Lichtbollen: Een gloeilamp kan bijvoorbeeld een vermogen hebben van 60 watt. Dit betekent dat wanneer de lamp brandt, deze 60 joules energie per seconde verbruikt.
- Zonnepanelen: De capaciteit van zonnepanelen wordt vaak uitgedrukt in watt. Een zonnepaneel van 300 watt zou onder ideale omstandigheden 300 joules energie per seconde kunnen produceren.
- Elektrische apparaten: Het vermogen van elektrische apparaten, zoals magnetrons, haardrogers of televisies, wordt vaak uitgedrukt in watt. Dit geeft aan hoeveel energie het apparaat verbruikt wanneer het in gebruik is.
- Energieverbruik: Op elektriciteitsrekeningen wordt het energieverbruik vaak uitgedrukt in kilowattuur (kWh). Hierbij staat “kilo” voor 1000, dus 1 kWh is gelijk aan het verbruiken van 1000 watt gedurende één uur.
Het is belangrijk om te onderscheiden tussen watt (een eenheid van vermogen) en wattuur (een eenheid van energie). Terwijl watt de snelheid beschrijft waarmee energie wordt verbruikt of geproduceerd, beschrijft wattuur de totale hoeveelheid energie die over een bepaalde periode wordt verbruikt of geproduceerd.
